Redactioneel

180225 PK Oliedag Kilsdonkse molen 18 vkEen prachtige koude winterse dag met een straffe oostenwind zorgde er voor dat de molens konden draaien. De korenmolen draaide voor de prins (deze uitdrukking wordt hieronder nog uitgelegd) en de oliemolen ging aan de slag met het slaan van de eerste walnoten. Meer foto's.
Daar was dan ook veel belangstelling voor. De kinderen mochten de walnoten via een speciaal gootje onder de molenstenen laten vallen, die ze vervolgens kraakten. Ik werd meteen terecht gewezen want het zijn geen molenstenen, die liggen namelijk plat, maar kantstenen.
Er werd door de olieslagers een duidelijke uitleg gegeven over het hele proces. En wat een enthousiasme als de eerste druppels walnotenolie naar beneden komen gedruppeld. Wat valt er veel te leren en te zien!
Wist u dat ze 10 kilogram noten nodig hebben om 1 liter olie te produceren?

Binnen was er een proeverijtje van diverse stamppotten en een overheerlijke salade bereid met walnotenolie en gemaakt door vrijwilligers van de molen. De bollen in de olie, oliebollen dus, werden gretig afgenomen.

Ook de kunstschilder Sjaak van Schijndel kreeg veel belangstelling met zijn verhaal over het gebruik van pigmenten en olie. De aandacht werd getrokken door een kleine tentoonstelling van zijn werk.
 
Ook de molenaar Ad van Lamoen had veel te vertellen over olie en liet zien wat je daar allemaal mee kon doen, van zeep maken tot het boenen van hout.

De molen draait voor de prins, wat betekent deze uitdrukking en waar komt het vandaan? Ook vandaag geleerd !

Tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) koos de stad Leiden in 1572 de kant van Willem de Zwijger, de Prins van Oranje. Daarop werd zij door de Spanjaarden belegerd. Dit beleg duurde van oktober 1573 tot maart 1574. Hierna vertrokken de Spanjaarden, omdat ze elders nodig waren.
 
Ongeveer twee maanden later kwam het Spaanse leger echter terug en werd de stad opnieuw belegerd. Hun verschansingen rondom de stad waren nog niet neergehaald en konden zo weer worden gebruikt. Ook had men verzuimd voldoende levensmiddelen in te slaan. In de omsingelde stad kon niemand meer erin of eruit en evenmin kon de stad van buitenaf bevoorraad worden.
Het was een veel toegepaste tactiek, waarbij de bezetter, mits het beleg lang genoeg duurde, uiteindelijk altijd aan het langste eind trok. Immers, na verloop van tijd raakten de voedselvoorraden op en leed het volk honger, iets dat men lang kon volhouden.
Zo gebeurde ook in Leiden, de graanschuren waren leeg, de molens hadden niets meer te malen en de bakkers hadden geen meel meer om brood te kunnen bakken.
Toch heeft men toen, zo wil het verhaal, op een gegeven moment besloten de molens te laten draaien. De molens waren in die tijd gebouwd op de stadswallen en dus van verre duidelijk te zien. En zo zagen ook de Spaanse belegeraars de draaiende molens en ze concludeerden dat er dus blijkbaar nog steeds voldoende graan aanwezig was in de stad en dat het volk nog lang niet vanwege de honger de poorten zou openen. Het beleg zouden ze dus nog een hele tijd moeten volhouden, wilden ze ooit de stad in hun bezit kunnen krijgen.
 
Ze kozen echter niet voor die strategie, maar hieven het beleg op, waardoor Leiden was bevrijd. In werkelijkheid zijn tijdens het beleg 6000 van de 18.000 inwoners omgekomen van de honger en de pest.

Tekst: Ine Zonneveld
Foto’s: Peter Kriele