Dorpsnieuws

Frank van RoermundLezingen: Jesaja 63,16b-17.19b;64,3b-8; 1 Korintiërs 1,3-9; Marcus 13,33-37 De lezingen op deze eerste zondag van de Advent bereiden ons nou niet direct voor op de knusse sfeer van die jaarlijks terugkerende, romantische Kersttijd…

Jesaja spreekt over de 'Godverlatenheid van zijn volk'. En Jezus waarschuwt ons, 'dat wij op onze hoede moeten zijn en waakzaam'… Dit alles lijkt nou niet direct te passen bij de romantische kerstsfeer van versierde kerstbomen en kerststalletjes, van vrolijke Christmas Carols bij het haardvuur…

Natuurlijk, er is op zich niets mis met die romantische kerstsfeer. Ook ik houd van gezelligheid. Maar het mag niet het zicht ontnemen op de éigenlijke betekenis van het Kerstfeest: de geboorte van Jezus, de langverwachte Messias, in wie God tastbaar in onze wereld komt, in wie God voor ons een gezicht krijgt. Dit is - in de letterlijke zin - een Godsgeschenk waarbij wij jaarlijks mogen stilstaan. In de eerste plaats dient onze aandacht dáár naar uit te gaan. Het is eigenlijk wrang dat de corona-crisis ons min of meer hiertoe dwingt… dat gezellige samenzijn is immers dit jaar maar zéér beperkt mogelijk… Maar laten we eens kijken hoe de lezingen ons vandaag kunnen helpen.

Eerst dan die hartenkreet van Jesaja: éigenlijk heel ontroerend. Hij beschrijft de verwijdering van het volk Israël van zijn God als een pijnlijke breuk tussen ouder en kind, waarbij het kind zóver is afgedwaald, dat het niet meer op eigen kracht de weg terug kan vinden. En Jesaja roept dan uit: 'Tóch zijt Gij, Heer, onze Vader. Wij zijn het leem, Gij de boetseerder. Wij zijn slechts het werk van uw handen.' Jesaja vertrouwt erop dat God te hulp zal schieten als een liefhebbende Vader, óók als het kind niet langer roept... Zijn hartenkreet mag voor óns - in deze tijd van verwachting en inkeer - gelden als een oproep om onze éigen gebrokenheid onder ogen te zien, om ons te realiseren dat ook wij God als onze boetseerder nog altijd hard nodig hebben om ons steeds opnieuw te laten vormen tot zijn beeld en gelijkenis. We zijn immers verre van perfect… Dit is wat Jesaja ons vandaag meegeeft.

In het evangelie horen we Jezus zeggen, dat wij als waakzame deurwachters moeten zijn, en let op: niét om dieven búiten te houden, maar om degene die góed nieuws brengt te verwelkomen en bínnen te laten. De waakzaamheid waartoe Jezus oproept is dus geen angstvallig afwachten van een of ander onheil, maar een verwachtingsvol uitzien naar iets moois.

Je kunt je afvragen of het jaar in jaar uit vieren van Kerstmis en al die andere feesten niet sleets wordt. Want is het niet elk jaar opnieuw diezelfde riedel? Advent en Kersttijd, dan na enkele gewone weken de Veertigdagentijd en Paastijd, en dan opnieuw weer vele gewone weken tot aan het hoogfeest van Christus Koning, het einde van het kerkelijk jaar. Wordt het niet saai om dit alles élk jaar stééds opnieuw te vieren...?

Ik denk van niet. Want het beeld van een zuiver cyclisch tijdsverloop is veel te beperkt. De tijd herhaalt zich niet in cirkels - om bij dat beeld te blijven - maar ontwikkelt zich als het ware in spiralen: er zit steeds ontwikkeling in de beleving van de tijd en de jaarlijks terugkerende feesten omdat de omstándigheden en ook wijzélf steeds veranderen.

Advent kan elk jaar weer als niéuw worden beleefd: als een verwachtingsvol uitzien naar de komst van Christus. En dat niet alleen als herinnering aan een eenmalige historische gebeurtenis, ruim 2000 jaar geleden, maar als een zich steeds opnieuw herhalende geboorte van Christus, en wel in ónze hárten. Dit klinkt misschien wat vaag, maar het betekent heel concreet, dat wíj Christus zichtbaar en tastbaar kunnen maken in onze eigen leefomgeving door góed te doen aan elkaar.

Advent kan elk jaar weer als niéuw worden beleefd. Elk jaar opnieuw is er ruimte voor verwachting en nieuwe hoop, óók als de verwachtingen van het voorbije jaar niet zijn uitgekomen, en dat geldt in het bijzonder dít jaar voor echt iédereen…

Jesaja houdt ons voor, dat wij ons steeds bewust moeten zijn, dat wij door God zijn gemaakt, en dat Hij als een zórgzame Vader over ons waakt. Jezus vraagt ons, aan het begin van de Advent, om waakzaam te zijn. Niet om ons bang te maken voor komend onheil, maar om ons aan te sporen om blijvend alert te zijn op de komst van góed nieuws, op zíjn komst, dat in deze tijd heel concreet mag worden gezien als de ontmoeting met de vele goede mensen die wij dágelijks mogen ontmoeten.

Advent is een tijd van blijde verwachting.

Houd dát altijd goed voor ogen!

Frank van Roermund o.praem.

Plaats reactie


Beveiligingscode
Vernieuwen